‘We hebben zoveel van elkaars leven gemist’
Ravi werd op zijn zesde jaar uit huis geplaatst, net als zijn oudste zusje. Het jongste zusje bleef bij zijn moeder, die toen zwanger was van zijn broertje. Een lange periode van verschillende opvangplekken volgde. Ravi: ‘Ik heb de meeste tijd in woongroepen doorgebracht. De laatste groep, waarin ik op mijn twaalfde terechtkwam, was een fijne plek. Er werd naar mij geluisterd en met mij gepraat. Niet óver mij. Als ik boos of vervelend was, werd ik niet gestraft, maar werd er gezocht naar de reden voor mijn gedrag en dáár werd dan vervolgens wat aan gedaan.’
Wat er misging in de opvang is duidelijk voor Ravi. ‘Mijn begeleiders zijn nooit eerlijk tegen mij geweest. Waar ik ook werd geplaatst, altijd kreeg ik te horen dat ik snel weer terug zou gaan naar mijn moeder, dat het maar een tijdelijke plaatsing was. Hierdoor heb je nergens rust en wil je je ook nergens thuis gaan voelen; je gaat toch bijna weer weg. Denk je.’
‘Mijn twee zussen, mijn broer en ik zijn niet samen geplaatst. Daar hebben we nog steeds last van. We hebben zoveel van elkaars leven gemist. We zien elkaar wel en ik zou ook alles voor mijn familie doen, maar een echte emotionele band hebben we niet. Met mijn moeder heb ik inmiddels weer een goed contact, maar ook met haar mis ik die warme connectie.’
Aandacht voor het kind
Wat er in de jeugdhulp anders moet? ‘Ik denk dat er veel beter en met meer aandacht gekeken en geluisterd moet worden naar het kind. Wat is er precies aan de hand en wat heeft dit kind nodig? In mijn geval was het veel beter geweest als ik samen met mijn zusjes en broertje in één gezin was geplaatst. Ik ben ervan overtuigd dat samen opgroeien in een fijn gezin, met toegewijde gezins- of pleegouders, de familieband met mijn zussen en broer had versterkt.’