Ieder kind heeft het recht om op te groeien in een liefdevolle familie en een veilige omgeving. Hoewel Nederland een uitgebreide infrastructuur heeft voor jeugdhulp, is er nog een wereld te winnen voor kinderen zonder veilige thuissituatie. Simba Familiezorg, ons pilot programma in Nederland, richt zicht hierbij op gezinnen.
Zo blijft na een uithuisplaatsing hereniging met de eigen ouders te vaak uit, ondanks dat terugkeer een breed onderschreven uitgangspunt is. Dit blijkt uit praktijkverhalen en uit onderzoek van o.a. kinderrechtenorganisatie Defence for Children en journalistiek radioprogramma Argos. Hoeveel kinderen teruggaan naar huis is niet bekend. Instellingen die kinderbeschermingsregelingen uitvoeren, maar ook het CBS en instanties als de Raad voor de Kinderbescherming, houden hierover geen gegevens bij.
Onze internationale programma’s, waarmee we ook actief zijn in 30 Europese landen, laten zien dat het anders kan. In alle SOS-programma’s is het samen plaatsen van broertjes en zusjes en het versterken van families in kwetsbare situaties een belangrijk uitgangspunt. Deze expertise zetten we ook in de Nederlandse context in.
SOS Kinderdorpen biedt Simba Familiezorg aan gezinnen in Nederland met een onveilige thuissituatie, waarbij broertjes en zusjes samen in een gezinshuis of pleeggezin verblijven als het thuis door problemen tijdelijk niet gaat. Een familiebegeleider werkt intensief samen met de ouders aan familieversterking, waardoor de kans toeneemt dat de kinderen veilig kunnen terugkeren naar huis.
Van probleemkind tot ervaringsdeskundige
Ravi Debisarun is geboren in Den Haag. In zijn jeugd ging veel mis, waardoor hij grotendeels zonder zijn jongere zussen en broer opgroeide. Tegenwoordig werkt hij als ervaringsdeskundige bij Housing First for Youth en leidt hij ervaringsdeskundigen op die jongeren begeleiden. Ravi woont samen en is vader van drie kinderen.
Als zesjarige werd Ravi Debisarun (32) totaal onverwacht uithuisgeplaatst. Pas op zijn twaalfde kwam hij, na veel omzwervingen, echt thuis in een woongroep waar hij zichzelf leerde kennen. Tot die tijd had hij geprobeerd aan het wensbeeld van jeugdhulp te voldoen, wat hem tot zijn grote frustratie nooit lukte.
Waarom werden jij en je zusje uithuisgeplaatst?
‘Mijn moeder woonde in die tijd samen met mijn stiefvader, een harddrugsgebruiker’, vertelt Ravi. ‘Mijn biologische vader ken ik niet. Er staan mij geen ruzie of vervelende dingen bij, anders dan dat mijn stiefvader op een dag ruzie kreeg met een buurvrouw. Ik schrok van zijn agressie en rende de straat op om hulp te zoeken. Voor ik het wist, zaten mijn zusjes en ik – twee kleuters en een baby – in een politieauto.
Vervolgens werden we bij een Nederlands stel in Zoetermeer ondergebracht en gingen we naar een andere basisschool. Nadat mijn moeder mijn stiefvader het huis uit had gezet, mocht mijn jongste zusje terug. Een half jaar later kwamen mijn oudste zusje en ik weer thuis. Mijn moeder bleek toen zwanger van mijn broertje, van een andere man. Met hem had ze een latrelatie. Hij hielp mijn moeder wel, maar niet met de opvoeding van ons. Dat was te zwaar voor haar. En toen moesten mijn zusje en ik plotseling weg. We kwamen in een woongroep in Voorburg. Daarna volgden verschillende opvangplekken. De meeste tijd heb ik samen met mijn zus in groepshuizen gewoond.’
Wat ging er mis in de opvang?
‘De begeleiders van onze eerste woongroepen zijn nooit eerlijk geweest. Ze zeiden steeds dat we snel terug naar huis zouden gaan. Maar dat gebeurde niet. Daarom zeg ik altijd: in Den Haag ben ik geboren, getogen en bedrogen.’
Wanneer zijn jij en je zusje gescheiden?
‘We zijn een keer met een groep kinderen weggelopen waardoor we werden overgebracht naar een kindertehuis in Schagen. Voor mijn moeder was ons daar bezoeken niet te doen – drie uur in de bus met twee kleine kinderen. We konden ook nog maar eens per maand bij haar logeren. Na een jaar zijn we daarom teruggeplaatst naar Den Haag. Omdat men dacht dat mijn zus geen goede invloed op mij zou hebben, zijn we uit elkaar geplaatst.
Dat hadden ze nooit mogen doen. Ze kwam in een observatiegroep, maar vluchtte naar huis waar ze al snel de zorgtaken van mijn moeder overnam. Dat was veel te zwaar voor haar. Ze ging steeds meer blowen, kreeg verkeerde vrienden en werd in een gesloten internaat geplaatst. Vanaf dat moment ging het bergafwaarts. Ik heb haar in drie jaar tijd maar drie keer gezien. Daardoor zijn we totaal uit elkaar gegroeid, terwijl we tot mijn dertiende samen waren. Met hulp van therapieën en behandelingen heeft ze haar trauma’s inmiddels grotendeels kunnen verwerken. Ze volgt nu een HBO-opleiding tot sociaal werker.’
Wat had jullie kunnen helpen?
‘Dat er naar mij geluisterd werd en dat er mét me gepraat werd en niet óver mij.
Op de laatste groep waar ik plek kreeg, kreeg ik goede begeleiding en ging ik weer naar school. Ik leerde dat ik dingen kan aangeven die ik graag wil of waar ik mee zit, zonder boos te worden. Als ik daar samen met mijn zusje had kunnen wonen, had zij ook ruimte gehad om haar persoonlijkheid te ontwikkelen.
Uiteindelijk zijn mijn jongste zusje en broertje ook uithuisgeplaatst, maar we hebben nooit samen op één opvangplek gewoond. Zo jammer. We zien elkaar wel, maar een hechte emotionele band ontbreekt. Met mijn moeder heb ik inmiddels weer goed contact, maar ook met haar mis ik die warme connectie. Het was veel beter geweest als ik samen met mijn zussen en broer in één gezin was geplaatst. Ik ben ervan overtuigd dat samen opgroeien bij toegewijde gezinshuis- of pleegouders de familieband had versterkt en ons veel leed had bespaard.’
Wat kan beter?
‘Ik denk dat er beter gekeken en geluisterd moet worden naar het kind. Wat is er precies aan de hand, wat heeft dit kind nodig? Daar moet de opvangplek bij passen. Nu is het andersom: kinderen moeten zich aanpassen aan de plek waar ze worden geplaatst en als dat niet werkt, moeten zij weer weg. Hoe vaker dat gebeurt, hoe meer ze het label “probleemgedrag” krijgen.
Sommige gezinnen hebben hulp nodig. Dan moet je goed kijken naar wat er speelt: hoe kunnen we zorgen dat het gezin bij elkaar kan blijven? Als dat met een andere vorm van hulpverlening kan, dan moet die worden ingezet. Vaak kost dat tijd en moeite, en daar ontbreekt het meestal aan. Uithuisplaatsing is dan makkelijker en sneller geregeld, met ingrijpende gevolgen. In een ideale wereld haal je niet het kind uit huis, maar breng je de hulpverlening naar binnen.’
Bekijk ook de aangrijpende video’s uit de praktijk
Simba Familiezorg Nederland wordt mede mogelijk gemaakt dankzij de deelnemers van de Nationale Postcode Loterij.